Over de oorsprong van dit ras is weinig bekend, men neemt aan dat deze konijnen afkomstig zijn van de Belgische konijnenfokker Vervoort uit Halle die in een nestje van zijn Havana’s konijnen ontdekte met deze bijzondere vachtkleur en daarmee verder gefokt heeft. Een strijdpunt is de oogkleur: de eerste konijnen hadden volgens de literatuur bruine ogen en dit wordt nog steeds in de rasstandaard voorgeschreven. Echter genetisch is het onmogelijk om konijnen met deze vachtkleur te fokken met een andere kleur dan grijsblauwe ogen.
Rasbeschrijving: Kop: breed, rond en kort met uitgesproken wangen
Oren: lengte van ca. 9 cm, staan rechtop tegen elkaar aan
Lichaam: kort en geblokt, goed gevuld, zeer korte nek.
Vacht: normale lengte, fijn van structuur, normale hoeveelheid onderwol
Kleur: heel zacht grijsblauw met een lichte platinaglans
Gewicht: tussen 2 en 2,5 kilo
Karakter: vriendelijk en toeschietelijk
Land van herkomst: België
Bijzonderheden: Dit ras wordt voornamelijk door sportfokkers gehouden maar zou zeker zeer geschikt zijn als gezelschapsdier.
Dit ras werd aan het begin van de 20e eeuw ontwikkeld. Het oorspronkelijke fokdoel was een konijnenras te ontwikkelen dat veel gelijkenis moest vertonen met de Siberische Eekhoorn. De fokker noemde zijn ras Düsseldorfer Perlfeh. Gelijktijdig ontwikkelde een andere fokker de Augsburger Perlfeh. Deze twee rassen werden in de loop der tijd samengevoegd en hebben een ras gevormd dat we tegenwoordig kennen als Parelfeh.
Rasbeschrijving: Kop: goed ontwikkeld, breed en vooral niet lang
Oren: lengte van ca. 11 cm, afgeronde toppen
Lichaam: kort, vierkant gebouwd, brede borst, schouders, rug en een soepel afgeronde achterhand, korte en gespierde nek.
Vacht: kort, zacht aanvoelend, veerkrachtig, glanzend, dicht tegen het lichaam aanliggend, dicht ingeplant.
Kleur: blauwgrijs en de haaruiteinden hebben een wisselende kleurschakering dit word pareling genoemd. De buik, delen van de poten, onderkant van de staart zijn wit evenals de randen rond de ogen, een lijntje rondom de hals en de binnenkant van de oren.
Gewicht: tussen 2 en 3,5 kilo
Karakter: levendig en vriendelijk, goedaardig.
Land van herkomst: Duitsland
Bijzonderheden: De Parelfeh geniet een grote belangstelling vanuit de fokkerswereld op het vasteland van Europa.
De Papillon stamt uit Engeland ondanks zijn Franse rasnaam. De Papillon is een van de opvallendste en populairste konijnenrassen. Het werd in het midden van de 19e eeuw ontwikkeld uit verschillende rasloze, gevlekte konijnen die leken op de Lotharinger. Het werd voor het eerst in 1849 omschreven. De fokkers wilden graag een mooi konijn fokken met een bijzondere aftekening, een “luxe” konijn dus. Het ras was tussen 1850 en 1860 bijzonder populair maar raakte in vergetelheid. Twintig jaar later doken ze weer op. De eerste dieren hadden bijna alleen een zwarte vlektekening. Pas later werden de driekleurige dieren geïntroduceerd. De eerste Papillons kwamen in 1889 op het Europese vasteland terecht. De naam Papillon betekent vlinder en verwijst naar de vlindertekening op de neus.
Rasbeschrijving: Kop: klein met een duidelijk zichtbare hals van normale lengte
Oren: lengte van ca. 11 cm.
Lichaam: slank, lang lichaam, stevige poten, recht en qua lengte in verhouding met het lichaam.
Vacht: kort, glanzend, dicht ingeplant, tegen het lichaam aanliggend, zacht aanvoelend.
Kleur: Papillons worden in veel verschillende kleuren gefokt, de meeste voorkomende kleuren zijn zwart en blauw, maar ook konijnengrijs (licht bruingrijze dekkleur met zwarte ticking), ijzergrauw (lichtgrijze dekkleur met zwarte ticking), blauwgrijs (licht bruingrijze dekkleur met blauwgrijze ticking), havanabruin, madagaskar, isabella. Daarnaast zien we nog driekleur d.w.z. de aftekening op de witte ondergrond bestaat uit twee kleuren. De oogkleur is aangepas aan de lichaamskleur.
Gewicht: tussen 2,5 en 3,5 kilo
Karakter: vriendelijk, attent en levendig.
Land van herkomst: Engeland
Bijzonderheden: Het fokken van Papillons is nog niet zo eenvoudig omdat het kruisen van twee Papillons een nestje geeft met de helft Papillons, een kwart eenkleurige konijntjes en een kwart vrijwel witte konijntjes.
Korte geschiedenis van het ras De naam van de Nieuw-Zeelander geeft wel eens aanleiding tot verwarring, omdat dit konijnenras niet uit Nieuw-Zeeland stamt, maar oorspronkelijk gefokt is in de Verenigde Staten. Het is ook geen familie van de Rode Nieuw-Zeelander, ook al draagt het dezelfde naam. De eerste Witte Nieuw-Zeelanders werden gefokt in 1916, in het plaatsje Rippon, Californië. De heer Preshaw fokte zowel voor de vlees- als bontindustrie. Daarvoor moesten de dieren niet alleen redelijk vol van bouw zijn, ook de struktuur en kwaliteit van de pelsen waren belangrijk. Men gaat ervan dat in elk geval de Angora deel uit heeft gemaakt van de selectie. Binnen korte tijd was het ras, Witte Nieuw-Zeelander genaamd, een geliefd bont- en vleesras dat in groten getale in fokkerijen in de Verenigde Staten gehouden en gefokt werden. Het heeft nog lang geduurd voordat het ras zijn weg vond naar de liefhebbers. In het begin waren alleen de witte exemplaren bekend en erkend. De zwarte variant van dit ras is in Engeland pas laat tot ontwikkeling gekomen.
Rasbeschrijving Kop: opvallend breed met flinke wangen
Oren: gemiddelde lengte van 11 cm
Lichaam: licht gestrekte lichaamsbouw en een breed, gespierd lichaam, de achterhand is vol en mooi afgerond. De poten zijn kort en krachtig evenals de nek.
Vacht: de vacht is van normale lengte, dicht ingeplant en veel onderwol.
De Nieuw-Zeelander met blauwe vachtkleur komt buiten Engeland nauwelijks voor, en ook de zwarte variant is niet overal ingeburgerd. De konijnen ontwikkelen zich relatief snel.
De Nederlandse Hangoord werg is een Nederlands ras, vrijwel gelijktijdig maar onafhankelijk van elkaar gefokt door A. de Cock en E.J. Schrey. In 1952 vatte A. de Cock het plan op om een miniatuurversie van de Franse Hangoor te fokken. Hij kruiste hiervoor een Franse Hangoorvoedster met een Kleurdwergram in de kleurslag blauw-marter. De jonge konijntjes hadden tot zijn spijt geen hangoortjes en ook een terugkruising van een van de jongen met een Franse Hangoor had niet het gewenste effect. Met de inbreng van de Engelse Hangoor had hij meer succes, al werden er veel konijnen geboren die een staand en een hangend oor hadden, of waarvan beide oren stonden. Het heeft hem uiteindelijk twaalf jaar selectie en inspanning gekost om tot een klein hangoorras te komen. In 1964 toonde hij zijn nieuwe ras voor het eerst aan het grote publiek. In datzelfde jaar werd het ras door de Nederlandse konijnenfokkersbond officieel erkend. De heer Schrey begon met het fokken van een miniatuurversie van de Franse Hangoor omstreeks 1962. Hij ontwikkelde zijn ras uit Papillons, Kleurdwergen en Franse Hangoren. Vier jaar later presenteerde hij zijn dieren. In de begin periode waren het vooral de madagaskarkleurige, konijngrijzen en ijzergrauwe dieren die veel op tentoonstellingen te bewonderen. De andere kleuren werden pas later ontwikkeld. In Engeland werd het ras in 1968 ingevoerd en daar kreeg het in 1976 een officiële erkenning. In 1969 werd de eerste Nederlandse Hangoor dwerg naar de Verenigde Staten geëxporeerd waar vooral de albino´s en marterkleuren binnen korte tijd mateloos populair werden.
Rasbeschrijving BOUW: Kort en gedrongen, halsloos, type. Breed in schouders en borst. De nek is kort en krachtig ontwikkeld. De ruglijn loopt vanuit de nek met een lichte welving naar de fraai afgeronde achterhand. De afronding van de brede achterhand verloopt in een korte ronding. De benen zijn stevig, kort en dik.
VACHT: De vacht is dicht, zacht en glanzend met veel onderwol. De ideale pelsconditie bij het tentoonstellingsdier is een geheel doorgehaarde pels, zonder dun behaard of kaal plekje. de verharing herkent men duidelijk aan het grannenhaar, het oude, afstervende en het nagroeiende, krachtig gekleurde haar is zichtbaar en te onderscheiden. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is als verharing te beschouwen. De pels moet vol ingehaard, glanzend en aanliggend zijn.
KOP: De kop dient sterk ontwikkeld zijn, breed tussen de ogen met sterk ontwikkelde wangen en snuit. Het neusbeen is sterk gebogen. Bij de ram is een kleine kin-knobbel toegestaan. Hieronder verstaat men een aanhangseltje, zo gering mogenlijk.
OREN: De oorlengte bedraagt 21 tot 26 cm. Ze worden gemeten van oorpunt tot oorpunt met inbegrip van de schedelbreedte. De oren hangen loodrecht naar beneden met de schaalopening naar de kop gekeerd. Aan het uiteinde zijn ze lepelvormig afgerond. Hoe dikker en steviger de oren zijn, hoe beter. Vouwen en plooien in de oren zijn foutief. Door de ombuiging van de oren aan de wortels ontstaan twee zichtbare verhogingen, kronen genaamd. Deze moeten sterk ontwikkeld zijn.
KLEUR: De Nederlandse Hangoor dwerg is erkend in de volgende kleuren: Konijngrijs, Konijngrijs bont, IJzergrauw, IJzergrauw bont, Blauwgrijs, Blauwgrijs bont, Blauwgrauw, Blauwgrauw bont, Zwart, Zwart bont, Blauw, Blauw bont, Madagascar, Madagascar bont, Isabella, Isabella bont, Midden sepiabruin marter, Midden blauw marter, Midden geel marter, Sallander, Wit met rode ogen en Wit met blauwe ogen.
Gewicht: ongeveer 1,5 kilo
Karakter: vriendelijk en levendig.
Land van oorsprong: Nederland.
Bijzonderheden In de meeste landen is het ras zo populair dat het behoort tot de top tien van populaire konijnenrassen. Dit konijn is als huisdier voor kinderen heel geschikt. In Engeland kent men twee versies van deze konijntjes. De Dwarf Lops hebben een gewicht tussen de 1800 en maximaal 2500 gram, de Miniature Lops hebben een gewicht tussen de 1500 en 1700 gram.
De Meissner Hangoor is een Duits konijnenras dat zijn bestaan te danken heeft aan konijnenfokker R. Beck uit het Duitse Meiszen. Aan het eind van de 19e eeuw kruiste hij hangoorkonijnen en, naar wat men aanneemt, Klein of Groot Zilvers met elkaar om een hangoorras te creëren met de zilverfactor. Het eerste exemplaar van dit ras een zilverzwart dier, werd in 1906 onder de rasnaam Meissner Widder op een tentoonstelling uitgebracht. In het begin was alleen de zwarte kleur erkend. Andere kleuren zoals bruin, blauw en geel werden pas later ontwikkeld, door het inkruisen van andere rassen.
Rasbeschrijving Kop: fors en breed met flinke wangen, het gedeelte tussen de ogen is breed en de neusrug is gebogen.
Oren: flink ontwikkeld en beslist niet dun of slap, hangen langs de kop loodrecht naar beneden en mogen beslist geen plooien of vouwen vertonen. Bij de aanzet van het oor zijn flinke knobbels zichtbaar “kronen” en zijn zeer gewenst bij de ras. Het uiteinde van elk oor is mooi afgerond. De oren zijn gemeten van punt tot punt, inclusief de schedel, 38 tot 42 cm.
Lichaam: matig gestrekt met korte, flink gespierde poten, het lichaam is breed en goed gevuld, de hals is erg kort en vooral gespierd en breed. De rugbelijning is licht gewelfd en de brede, volle achterhond loopt mooi rond.
Vacht: behoort dicht en zacht te zijn en moet glanzen. Het haar staat niet af, maar ligt tegen het lichaam aan, het moet wat langer zijn dan dat van de echte kortharige rassen.
Kleur: konijngrijs, zwart, geel, blauw en bruin. Er wordt gestreefd naar een verzilvering die zo gelijkmatig mogelijk is. De kleur van de ogen is aangepast aan de vachtkleur.
Gewicht: tussen 3,5 en 5,5 kilo
Karakter: rustig en aanhankelijk.
Land van herkomst: Duitsland
Bijzonderheden Dit ras is bij het grote publiek vrijwel onbekend, maar heeft onder fokkers een kleine, trouwe aanhang. Het ras komt voor in Duitsland en de omliggende landen, maar is daarbuiten nauwelijks op tentoonstellingen te zien.
Jonge konijnen van dit ras hebben in eerste instantie een effen gekleurde pels. De verzilvering begint zich pas te ontwikkelen als de dieren vijf tot zes weken oud zijn.
Dit konijnenras is ontwikkeld door mevrouw Sandemann. Zij startte in 1916 haar fokprogramma en kruiste Blauwe Weners met Havana’s, de dieren uit deze kruisingen kruiste ze met Zilvers. Het ras werd in 1920 in Duitsland erkend. De rasnaam is afkomstig van de woonplaats van mevrouw Sandemann. De Marburger Feh heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de Luchs.
Rasbeschrijving: Kop: breed en vrij kort
Oren: lengte van ca. 11 cm, afgeronde toppen
Lichaam: kort, wat vierkant, brede borst, schouders en rug, soepel afgeronde achterhand. Korte en gespierde nek.
Vacht: kort, zacht aanvoelend, veerkrachtig, glanzend, dicht tegen het lichaam aanliggend.
Kleur: blauw met een subtiele bruine waas. Ogen blauwgrijs
Gewicht: tussen 2 en 3,5 kilo
Karakter: levendig en vriendelijk.
Land van herkomst: Duitsland
Bijzonderheden: De invloed van Zilverkonijnen is zo nu en dan nog merkbaar als er dieren geboren worden die verzilverde haartoppen ontwikkelen.
Korte geschiedenis van het ras: Zoals wel meer konijnenrassen werd de Marter vrijwel gelijktijdig in verschillende landen ontwikkeld, waarvan Engeland er het eerste bij was. D.W. Irving kruiste in het begin van de 20e eeuw zijn Russen met Chincilla’s. De dieren die daaruit voortkwamen hadden donkerder extremiteiten en een lichtere lichaamskleur maar minder contrastrijk dan die van de Rus. Hij bracht zijn dieren in 1920 uit op een tentoonstelling. Tegenwoordig is de Marter, die in Engeland Siamese Sable wordt genoemd, een bekende verschijning op tentoonstellingen. De rasnaam Marter is afgeleid van de in het wild levende marter die eenzelfde soort kleurstelling heeft.
Korte geschiedenis van het ras: Dit ras werd ontwikkeld in de plaats Düsseldorf door de fokker die ook verantwoordelijk was voor de Parelfeh. Hij gebruikte voor zijn creatie onder meer Parelfeh en Marburger Feh, Tan en Marter. De Luchs was voor het eerst in 1919 op een tentoonstelling in Duitsland te zien en het ras werd in 1922 erkend. Het ras werd naar verschillende Europese landen geëxporteerd en komt tegenwoordig in vrijwel heel Europa voor.
Rasbeschrijving: Kop: goed ontwikkeld, breed en vooral niet lang
Oren: lengte van ca. 11 cm, afgeronde toppen
Lichaam: kort, vierkant gebouwd, brede borst, brede schouders, brede rug en een soepel afgeronde achterhand, korte en gespierde nek.
Vacht: kort, zacht aanvoelend, veerkrachtig, glanzend, dicht tegen het lichaam aanliggend
Kleur: grondkleur is zuiver wit, de tussenkleur is warm roodgeel en de uiteinden van de haren zijn zilverblauw. De buiken, delen van de poten en de onderkant van de staart zijn wit, evenals de randen rond de ogen, de neus, een lijntje rondom de hals en de binnenkant van de oren. Op de witte gedeelten is de grondkleur blauw. Grijsblauwe ogen.
Gewicht: tussen 2 en 3,5 kilo
Karakter: levendig en vriendelijk, goedaardig.
Bijzonderheden: De Luchs is een echt tentoontellingskonijn. Dat het konijn nog niet veel als huisdier wordt gehouden komt waarschijnlijk door zijn slechte bekendheid. Hij zou uitermate geschikt zijn als huisdier.
De kleurdwerg is in de jaren ’30 in Nederland ontstaan door het kruisen van de Roodoog Pool en kleine wilde konijnen. Het werd in 1938 voor het eerst op een tentoonstelling uitgebracht. In 1940 werd het ras officieel erkend. De Kleurdwerg komt in alle konijnenkleuren, uitmonsteringen en aftekeningen voor.
De Kleurdwerg is het meest gewilde konijn bij fokkers door zijn schattige voorkomen en diversiteit aan kleuren waarin het ras kan worden gefokt.
Rasbeschrijving
BOUW: Het lichaam is kort, gedrongen, met zeer korte hals, fraai ronde contouren en goed gevulde achterhand; de beentjes zijn recht en kort. De voeten zijn kort goed gesloten; het staartje is klein en smal en is nauwsluitend tegen de achterhand gedragen.
KOP: De kop is bolvormig, met breed voorhoofd, sterk gebogen neusbeen, brede sterk ontwikkelde kaken en snuit. (de overgang van kaakpartij tot snuit is dus zeer geleidelijk). De ogen zijn groot en uitspringend.
OREN: De oren zijn van een fijn weefsel, zij worden strak en zeer nauwsluitend gedragen. De inplanting is zo nauw mogelijk. Ze zijn smal van vorm en lopen geleidelijk in een lichtelijk afgeronde punt uit.Oortjes zijn van 4 tot 6 cm. Ze zijn dicht, maar zeer kort behaard.
VACHT: De vacht is iets korter dan normaal, zacht en glanzend, met veel onderwol. De ideale vachtconditie bij het tentoonstellingsdier is een geheel doorgehaarde vacht, zonder dun behaard of kaal plekje. De verharing herkent men duidelijk aan het grannenhaar, het oude, afstervende en het nagroeiende, krachtig gekleurde haar is zichtbaar en te onderscheiden. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is als verharing te beschouwen. De vacht moet vol ingehaard, glanzend en aanliggend zijn.
KLEUR: De Kleurdwerg is er in een grote diversiteit aan kleuren en patronen. konijngrijs, blauw, blauwgrijs, bruin, chinchilla, geel, konijngrijs, oranje, zwart, haaskleur, konijngrijs, ijzergrauw, bruingrijs, bruingrauw, blauwgrauw, bruin vaalgeel en oranje. Patronen: Madagaskar, isabella, zilvervos (zwart, blauw en bruin) tan (zwart, blauw en bruin), donker sepia marter, midden sepia marter, donkerblauw marter, middenblauw marter, middengeel marter, donker sepia marterzilvervos, midden sepia marterzilvervos, donkerblauw marterzilvervos, middenblauw marterzilvervos
GEWICHT: Een Kleurdwerg heeft een gewicht van 0,8 tot 1,1 kilo.
Karakter: levendig
Land van oorsprong: Nederland
Bijzonderheden: De Kleurdwergen zijn erg geliefd als huisdier